Kansen voor (boerenland)vogels
We nemen concrete acties op het terrein om boerenlandvogels meer kansen te geven!
Wat zijn boerenlandvogels?
Impact van pesticiden?
In landbouwgebied broedende vogelsoorten worden traditioneel opgedeeld in akker- en weidevogels. Van oorsprong gaat het om grasland- of steppevogels, die met de landbouw mee evolueerden tot weidevogels en in een later stadium naar akkers verhuisden. Echte weidevogels zoals bijvoorbeeld de grutto komen quasi niet op akkerland voor. Ze zijn afhankelijk van vochtige, kruidenrijke graslanden. Alle vogelsoorten die hun volledige of gedeeltelijke levenscyclus doorbrengen in akkergebieden kunnen beschouwd worden als akkervogels. Voorbeelden van akkervogels zijn veldleeuwerik, gele kwikstaart, patrijs, enz. Behalve de akker- en weidevogels zijn bepaalde soorten voor hun nestgelegenheid of voedselvoorziening ook afhankelijk van boerenerven: denk aan de boerenzwaluw, witte kwikstaart, ringmus, … Deze groep noemen we de erfvogels.
Twee verschillende 'groepen' akkervogels
Enerzijds zijn er OLA’s of Open Landschap Akkervogels, anderzijds zijn er de KLA’s of Kleinschalig Landschap Akkervogels. De soorten van open landschappen broeden en foerageren in open terrein, vaak midden in de landbouwteelten, ver verwijderd van de randen met eventuele kleinschalige landschapselementen. De KLA’s broeden en/of foerageren echter in hagen, houtkanten, ruigtes of andere vegetaties in de randen van de landbouwpercelen. Bij beheermaatregelen is het moeilijk in te zetten op zowel OLA's als KLA's: de twee types zijn doorgaans niet compatibel. Door de openheid van de Sint-Elooipolder, waar Eco Sea Port vandaag zijn percelen heeft, zetten we dan ook in op Open Landschap Akkervogels.
Sterke afname van boerenlandvogels
Bij heel wat soorten boerenlandvogelsis de afname al aan de gang sinds de jaren 1950. Bovendien blijven de aan akkerland gebonden broedvogelsoorten in Vlaanderen, op enkele uitzonderingen na, gemiddeld nog steeds afnemen.
Die afname wordt vooral gedreven door een voortdurende intensivering van de bedrijfsvoering in de landbouwsector. Die intensivering wordt op haar beurt aangestuurd door het Europese landbouwbeleid en de daarmee samenhangende schaalvergroting, het pesticidengebruik en monoculturen.
Intensivering van de landbouw
De stand van de boerenlandvogels is de laatste decennia in razend tempo afgenomen. De belangrijkste reden hiervoor is de toenemende intensivering van het agrarisch gebruik. Die intensivering gaat gepaard met onder meer het veelvuldig gebruik van bestrijdingsmiddelen (pesticiden).
Inmiddels werd er door onderzoek een relatie gelegd tussen de belasting van oppervlaktewater met het middel imidacloprid en de populatietrends van broedvogels. De stof imidacloprid is een specifiek insecticide dat inwerkt op het zenuwstelsel van insecten. Het wordt preventief aan de plant toegevoegd, bijvoorbeeld via een zaadcoating en beschermt zodoende de plant tegen insectenvraat. Het stond te boek als zeer effectief en onschadelijk voor andere soortgroepen omdat het snel afbreekt onder invloed van bijvoorbeeld zonlicht. Uit eerdere studies was al gebleken dat de stof niet - zoals werd aangenomen - afbreekt zodra ze buiten de plant belandt, maar accumuleert in de bodem en in het oppervlaktewater en dat ze daar de macrofaunapopulaties aantast.
Waarom verdwijnen vogels als gevolg van pesticiden?
In de eerste plaats is er een direct effect van het insecticide op de vogel zelf. Veel pesticiden uit de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw, zoals de organochloriden DDT, Aldrin en Dieldrin, hadden directe letale gevolgen voor roofvogels. Dat directe gevolgen zeker niet helemaal zijn uit te sluiten bij zaadeters, is inmiddels bewezen. Het gaat hierbijr ook om negatieve effecten op de voortplanting, de groei en ontwikkeling van jonge vogels en het oriëntatievermogen.
Ook indirecte effecten
Als de meeste van de akkervogels vooral insecten eten, zou een gebrek aan insecten dan de hoofdoorzaak kunnen zijn voor de achteruitgang van de vogelpopulaties? Er lijkt op zijn minst een verband te zijn: in West-Europa zijn de insecten er enorm op achteruit gegaan. Een Duitse studie constateerde over de laatste 27 jaar een achteruitgang van 76% van de biomassa aan vliegende insecten. Slechts voor een klein aantal boerenlandsoorten is overtuigend wetenschappelijk bewezen dat insecticidengebruik heeft geleid tot negatieve populatietrends. Daarnaast zijn er voor veel meer soorten duidelijke aanwijzingen dat er een relatie is tussen pesticidengebruik, zowel herbiciden als insecticiden, en hun demografie. Met name de voortplanting van de soorten wordt negatief beïnvloed, waarschijnlijk doordat verschillende vogelsoortenin de broedfase worden geconfronteerd met voedseltekorten. Het betreft zowel OLA’s als KLA’s.
