Algemene informatie
beschrijving
Scholeksters zijn stevig gebouwde, zwart-witte steltlopers die vaak aan de kust, maar ook algemeen in het binnenland worden aangetroffen. De snavel van de scholekster slijt hard maar groeit ook hard. Hij kan veranderen van vorm door het voedsel. Zo wordt de snavel puntiger als een scholekster in de zomer naar emelten en wormen prikt. Op het wad is zo’n snavel ook handig als je naar wormen prikt, maar in de winter eten veel scholeksters schelpdieren als kokkels. En dan wordt de snavel stomper, omdat ze hem gebruiken als beitel. In vlucht met opvallende witte vleugelstrepen en zwart-witte staart. Luidruchtig, roept schel "(te-)piet!".
habitat
Natuurgebieden, boerenland en bebouwing; ontbreekt alleen in bosrijke streken en kleinschalig cultuurlandschap. De verreweg hoogste dichtheden huizen in het westen en noorden van het land, vooral op kwelders maar meer regionaal ook in open polders met een afwisseling van gras- en bouwland. In het binnenland broedende scholeksters zijn doorgaans afwezig in het winterhalfjaar. Dan vooral in Waddengebied en Delta in grote groepen, op wadplaten.
voedsel
Kustbroedvogels en overwinterende scholeksters vooral schelpdieren (nonnetjes, mossels, kokkels) maar ook wormen (zeepieren), krabben en garnalen. Op graslanden vooral regenwormen; ook emelten, insecten e.d. Zoekt voedsel op tast en op het oog. Gebruikt diverse technieken om schelpdieren open te krijgen; kan verschillen per individu, locatie, leeftijd en geslacht.
voortplanting
Territoriaal. Opvallende baltsvlucht met langzame vleugelslagen. Nest is niet meer dan een kuiltje in de grond, spaarzaam bekleed met wat schelpjes, steentjes of stro. Broedt ook op grinddaken en op paaltjes. Broedt van half april tot eind juni. Eén broedsel per jaar, 3-4 eieren. Broedduur 24-27 dagen, jongen zijn nestvlieders, vliegvlug na 32-35 dagen. Jongen worden lang gevoerd door ouders.
voorkomen in Vlaanderen: trends en verspreiding
Hoewel een van oorsprong aan kusten en getijdengebieden gebondensoort, broeden Scholeksters al enkele decennia in flinke aantallenin het binnenland onder andere in landbouwgebieden, vooralakkerland. De soort kende in Vlaanderen een sterke toename in detweede helft van de 20ste eeuw. In de periode 2000-2002 werd het broedbestand geschat op 1.500-2.000 paren. Cijfers wijzen op een zekere stabilisatie van de aantallen (niet significante afname van 2% per jaar). In de nieuwe Rode Lijst wordt de soort beschouwd als ‘Momenteel niet in gevaar’. Op Europees niveau wordt de Scholekster niet beschouwd als een typische landbouwsoort. De langetermijn trend (1980-2015) toonteen afname van 16%. Op korte termijn (2006-2015) lijkt de afname echter nog te versnellen (-28%). Vooral in Nederland is de afname opvallend; daar halveerde de populatie gedurende de laatste twee decennia.
trek
Scholeksters overwinteren in het Wadden- en Deltagebied, of trekken weg naar Zuidwest-Europa (jonge vogels). Scandinavische vogels nog verder, naar Afrika. Onder de overwinteraars in Nederland vallen veel slachtoffers bij lang aanhoudende strenge vorst. Dan kan ook massale vorsttrek optreden. In februari-maart worden de broedplaatsen in het binnenland weer bezet.
Bron: i.h.b. Vogelbescherming.nl
