Kanaal Gent Terneuzen
Wat je moet weten?
Het Kanaal Gent-Terneuzen is een van de oudste kanalen van Nederland, aangelegd
tussen 1823 en 1827, toen Nederland en België nog één koninkrijk waren. Het belang en de verbindende kracht van het kanaal werden geïllustreerd door de komst van de beide
koningen bij de opening van de nieuwe zeesluis van Terneuzen in oktober 2024.
Voor de Belgische economie is het 32 kilometer lange kanaal van levensbelang. Het verbindt Gent, de derde zeehaven van het land, met de zee. Maar ook voor
Nederland is het kanaal niet onbelangrijk. Ten eerste als (oud-)industriegebied, maar ook vanwege de gecombineerde havens van Terneuzen en Vlissingen, die zijn uitgegroeid tot de derde zeehaven van Nederland (na Rotterdam en Amsterdam).
Gent ligt echter duidelijk aan de basis. In de (late) middeleeuwen was het relatieve belang van Gent nog veel groter dan nu. Het was met zijn meer dan vijftigduizend inwoners en voorname rol in de graan- en lakenhandel zelfs de grootste stad van de Lage Landen. Aanvankelijk hadden de Gentenaars een veel westelijker gelegen verbinding naar zee gegraven, de Lieve, richting Het Zwin. Deze verzandde echter geleidelijk, waardoor ze in de vijftiende eeuw op zoek gingen naar een nieuwe en betere toegang tot zee. Als eerste werd in de zestiende eeuw middels de gegraven Sasse Vaart de toegang tot Zelzate verbeterd. Vanaf daar was het nog maar een paar kilometer naar de Graaf Jansdijk (en de uitlopers van de Braakman). Uiteindelijk verleende keizer Karel V in 1547
toestemming om een sluis (sas) in de dijk aan te leggen. Hierbij ontstond een nederzetting, Sas van Gent. De restanten van deze allereerste sluis bevinden zich nu onder het Keizer Karelplein.
Vanwege het belang van de sluizen werd het plaatsje door de Gentenaars omwald en beveiligd. Toen de Staatsen de vesting hadden veroverd, werd deze zelfs verder uitgebouwd tot een van de sterkste van Europa. In de Franse tijd (vanaf 1795) werd de vesting van Sas van Gent ontmanteld. Toch zijn er nog enkele stukjes vesting die de Franse sloopwoede hebben overleefd, waaronder het bastion Generaliteit met de op afspraak te bezoeken onderaardse gang. Hoewel Sas nimmer een agrarische bevolking heeft gekend en alle inwoners gericht waren op de sluis en de handel (en later de industrie), heeft het plaatsje nooit stadsrechten verworven.
Dan volgde de fase van de vergroting en verbreding. In de negentiende eeuw werd het kanaal doorgetrokken naar Terneuzen, onder ‘kanalenkoning’ Willem I. Niet veel
later scheidde België zich van Nederland af en kwam de scheepvaart op het kanaal grotendeels stil te liggen. De Belgen plaatsten tussen 1830 en 1841 ter hoogte
van Zelzate palen in het kanaal om te voorkomen dat Nederlandse militaire schepen over het kanaal naar Gent zouden opstomen om de afscheiding ongedaan te maken.
In 1839 werd de afscheiding erkend en in 1843 gingen beide landen over tot het plaatsen van de karakteristieke gietijzeren grenspalen, bij het kanaal van nummer 309
voorzien. Tot dan toe stond er alleen een provinciepaal, om de grens tussen de provincies Flandre-Occidental (Oost- Vlaanderen) en Zeelande te markeren. De provinciepalen waren een initiatief van koning Willem I en zijn tussen 1820 en 1830 geplaatst. De opschriften waren in het Frans, toentertijd de taal van het hof en de bourgeoisie. Alleen bij Kapellebrug is nog een dergelijke provinciegrenspaal te vinden.
In de decennia na de scheiding nam de scheepvaart steeds meer toe en werden de schepen ook steeds groter, waardoor het kanaal al rond 1880 verbreed moest worden.
In Sas van Gent kwam er een tweede kanaalarm – later zelfs een derde – en de sluizen bij Terneuzen moesten ook vergroot worden. Dit proces van vergroting en verbreding
is nimmer geëindigd. In de jaren zestig van de twintigste eeuw moest een deel van het dorp Sluiskil wijken voor verbreding van het kanaal. Ook Vingerling (bij Hoek) en
het grensgehuchtje Stuiver ten zuiden van Sas van Gent werden toen gesloopt. In de jaren negentig verdween het gehucht Boerengat van de kaart door de uitbreiding van Dow Chemical bij Terneuzen. De industrialisatie van de Kanaalzone heeft dus niet alleen voorspoed gebracht, maar ook offers gevraagd. Slechts een enkele boerderij of toponiem op de kaart herinnert nog aan deze plekken.
In na de jaren vijftig en zestig met de introductie van de computer liep de werkgelegenheid in de zone snel terug. Er verdwenen complete bedrijfstakken, zoals de suikerindustrie. De cokesfabriek in Sluiskil, gesticht in 1911 om enkele hoogovens in België en Frankrijk minder afhankelijk te maken van cokes (grondstof) uit het Duitse Ruhrgebied, sloot in 1999 haar deuren. Met de vermindering van de werkgelegenheid
verdween ook een deel van de economische dynamiek uit de hier gelegen plaatsen. In zowel Sas van Gent als Zelzate aan de andere kant van de grens zie je nog oude
panden uit de negentiende eeuw en begin twintigste eeuw die de toenmalige rijkdom van de opkomende en zich ontwikkelende industrie weerspiegelden. Maar tegelijkertijd zie je nu ook de gaten in het stedelijk weefsel, verkrotte woningen en winkels die op hun laatste benen lopen. En alle pogingen van de betrokken gemeenten om
deze problemen weer op te lossen. Gelukkig zijn er ook lichtpuntjes, zoals het ontstaan van de markthal met versproducten in de oude Cuyperskerk van Sas van Gent. En hoewel er ook veel industrieel erfgoed is verdwenen uit de Kanaalzone, zijn er ook successen behaald.
