Algemene informatie
beschrijving
Klein, gestreept, dunne snavel. Witte buitenste staartpennen. Flanken zwaar gestreept; hier is de gelijkende boompieper heel dun gestreept. Weinig oogstreep, opvallende oogring. Roep en zang verschilt sterk met die van boompieper.
habitat
Broedt in korte vegetatie in allerlei open landschappen: open duin, heide, kwelders en open hoogveengebieden. In boerenland in graslanden en bouwlanden met veel sloten en dijkjes. Hoogste dichtheden in duinen; tegenwoordig bijna niet meer in graslanden te vinden. Buiten de broedtijd vooral in vochtige graslanden en duinvalleien en op akkers.
voedsel
Insecten, spinnen en vele andere geleedpotigen tot een lengte van ca. 5 mm lengte; in Nederland veel langpootmuggen en vliegen. Buiten de broedtijd ook wel zaden. Voedsel wordt lopend gezocht en van de grond af of van vegetatie tot ca. 10 cm hoogte gepikt.
voortplanting
Nestelt op de grond, goed verscholen in de vegetatie. Broedt vanaf eind maart tot in augustus. Twee broedsels. Meestal 4-5 eieren. Broedtijd 13 dagen, jongen vliegen uit na ca. 13 dagen, maar verlaten het nest vaak voor ze vliegvlug zijn. Worden daarna nog 12-14 dagen gevoerd.
voorkomen in Vlaanderen: trends en verspreiding
trek
De graspiepers trekken na de broedtijd grotendeels weg naar Zuidwest-Europa. 's De voorjaarstrek naar het broedgebied begint al eind februari tijdens zachte winters. Als het koud is, gebeurt dat later. De piek is half april. Trekt dan in grote aantallen (op trektelposten worden er dan tot soms tienduizenden per dag geteld). In het najaar trekken de vogels naar hun overwinteringsgebied vanaf eind september. Half oktober is de piek. Dagtrekker met een voorkeur voor de ochtend.
Bron: i.h.b. Vogelbescherming.nl
